
NAP-peilmerken
Voor het aansluiten van landmeetkundige metingen op RD, NAP, ETRS89 en andere in Nederland gebruikte coördinatenstelsels zijn referentiepunten nodig. De NSGI onderhoudt verschillende soorten referentiepunten.
Door heel Nederland zijn NAP-peilmerken aangebracht om met waterpassing de hoogte ten opzichte van het NAP te kunnen bepalen. Dit zijn bronzen bouten waarvan de bovenkant een vaste hoogte heeft ten opzichte van NAP. Zulke peilmerken vindt u in huizen, bruggen en viaducten. Er is bijna altijd een peilmerk te vinden binnen een straal van 1 kilometer. Sommige NAP-peilmerken zijn geschikt om GNSS-apparatuur op te stellen. Dat kan in elk geval op alle peilmerken die ook kernnetpunten zijn. Meer uitleg vindt u op de pagina Kernnetpunten.
Rijkswaterstaat bepaalt de hoogte van de peilmerken door middel van waterpassingen, uitgevoerd volgens de productspecificaties. De hoogtes zijn vastgesteld ten opzichte van diepgefundeerde ondergrondse NAP-merken. Naast de hoogte registreren we ook andere gegevens van het peilmerk, zoals de locatie, meetdatum en een omschrijving. Van elk peilmerk is bovendien een afbeelding beschikbaar. Als de hoogte meerdere keren is gemeten, is er ook een meetgeschiedenis beschikbaar. Al deze gegevens van de peilmerken vindt u op de pagina NAPinfo.
De NAP-hoogte van peilmerken wordt regelmatig gecontroleerd en bijgewerkt. Tot 2018 gebeurde dat standaard elke 10 jaar. Nu gebeurt dat eens in de 5 tot 15 jaar. Op basis van databronnen zoals InSAR-deformatiekaarten en de meetgeschiedenis bepalen we welke gebieden gecontroleerd moeten worden. Zo blijven de hoogtes van peilmerken actueel in gebieden met bodembeweging. De huidige meetplanning vindt u op de NAP-pagina van Rijkswaterstaat.